Welkom
bij Wat lezen we deze week!
Hier
vind je elke week de Bijbel teksten die een miljoen+ mensen lezen
en/of horen als ze naar de kerk gaan. Er is namelijk een leesrooster
waar -alleen al in Nederland- wel 1000 kerken aan meedoen. Hun
kerkgangers horen elke week
hetzelfde verhaal, maar natuurlijk wel anders 'gebracht' door de
dominee/priester.
Op
belangrijke (feest)dagen worden uiteraard de vaste, bijbehorende
Bijbelteksten gelezen, met kerst lezen we een van de versies van de
geboorte van Jezus, met Pasen over de wederopstanding en met
Pinksteren over de uitstorting
van de Heilige Geest. Het rooster wordt gemaakt voor 3 jaar, A, B en
C en om te voorkomen de kerken om de 3 jaar hetzelfde lezen wordt ook
een alternatief leesrooster gemaakt
PERIODE
19
januari
2014,
is de 2e
zondag
van de Epifanie, de openbaring dat Jezus
Christus de zoon van God is.
De
Bach cantate voor
deze zondag zijn ''Mein
Gott, wie lang, ach lange''
(BWV 155), ''Ach
Gott, wie manches Herzeleid'' (Koraalcantate
BWV 3) en ''Meine
Seufzer, meine Tränen''
(BWV 13). De
teksten horen bij Johannes 2:1-11. De bruiloft te Kanaan.
Op
You Tube:
J.S. Bach (1685-1750) ''Meine
Seufzer, meine Tränen''
(BWV 13) zonder beschrijving (23m16). Link
youtube
Of
kijk op dit blog op 20jan13
naar J.S.
Bach (1685-1750) "Mein
Gott, wie lang', ach lange"
(BWV 155) 14. Recitative (sopraan), 15. Aria (duet alt, tenor), 16.
Recitatief (bas), 17. Aria (sopraan) 18. Choraal. Het Amsterdam Barok
Orkest & Koor, de Amsterdam Barok Orkest Solisten en het
Amsterdam Barok Koor met koormeester Simon Schouten en op het orgel
en clavecimbel Tom Koopman. Sopranen: Barbara Schlick, Caroline Stam,
Ruth Holton en Els Bongers, sopranen. Elisabeth Von Magnus, 2e
sopraan en alto. Tenor Paul Agnew en Bas Klaus Mertens. III op
[44:49]
(link in de tekst)
Of
kijk op dit blog op 16jan2011
naar Nikolaus
Harnoncourt "Mein
Gott, wie lang, ach lange',
Koraalcantate BWV 3 (4m55).
Concert
tip
zo12jan14
om
19.30 uur Petruskerk, Schependomlaan 85, in Nijmegen. ''Meine
Seufzer, meine Tränen'' (BWV 13) uitgevoerd door Wouter
van Haaften en het koor en orkest van de Nijmeegse Bachcantates Link
NijmeegseBachcantates
TEKST(EN)
Op
het alternatief leesrooster staan deze
week geen teksten en op het gewone leesrooster: Jesaja
62:1-5, Psalm 96, (Romeinen 4:1-12) en Johannes (1:29) 2:1-11. Deze
teksten las ik op 20januari2013
Het lied dat er nu bij hoort is 96a:
Zing
een nieuw lied, alle landen
Daarom
lees ik weer over een Bijbelse vrouw in het verlengde van de
voormoeders
van
Jezus die op het alternatief leesrooster stonden in de Advent tot en
met Kerstavond. Deze week Judit, geen voormoeder, en bekend door haar
onthoofding van Holofernes. Er zijn veel schilderijen en afbeeldingen
van gemaakt.
Volgens Wikipedia/Judit
is het een van de zeldzame verhalen in de Bijbel waarin de vrouw de
overmacht heeft. Ze is ook een soort supervrouw, die wel iets
vreselijk doet om haar stadsgenoten te redden. NB
De tekst van Bach Cantate 13 zou zo door Judith gezongen kunnen zijn
als wat deemoediger gebed dan dat in haar eigen boek. Tekst in het
Nederlands Dutch
cantatas13
JUDIT
Judit
is een deuterocanoniek
Bijbelboek, het is onderdeel van de Septuagint,
de Griekse Bijbelvertaling en wordt door Protestanten en Joden als
apocrief
gezien wordt. Dat betekent dat het eerst als onderdeel van het Oude
Testament van de Bijbel werden beschouwd, maar uiteindelijk niet in
de officiële
lijst van Bijbelboeken is opgenomen. Dat het wel als deuterocanoniek
is opgenomen in de Nieuwe Bijbelvertaling en andere Bijbels betekent
dat de Rooms Katholieke kerk het wel heeft opgenomen. Judit is het
2e deuterokanonieke boek, deze staan (meestal) tussen de boeken van
het Oude en Nieuwe Testament in.
Het
boek Judith bestaat uit 16 boekrollen en beslaat 17 pagina's daarom
lees ik alleen rol 8 met het portret
van Judit of Betulia’s
bestuurders door Judit terechtgewezen en
neem ik onderaan boekrol 9 ''het Gebed van Judith'' op als gebed van
de week.
De
naam Judit betekent 'de
vrouw uit Judea' of
'Jodin' zij leefde ten tijde van de Assyrische koning Nebukadnezar.
(NB Volgens Wikipedia kan dat niet en is de tijdsaanduiding een
manier om te verhullen dat het eigenlijk gaat om een geschiedenis
uit een ander Deuterocanoniek boek I
Makkabeeën 7. Daarin wordt generaal Nikanor door de Syrische
koning Demetrius I naar Judea gestuurd, verslagen en onthoofd.
Wikipedia/Judit.
Volgens de Groot Nieuws Bijbel krijgt “in de figuur van de
vrome en flinke Judit (=Jodin) (krijgt) het vertrouwen in de Heer
gestalte. En … 'Judit wordt in ere gehouden in Israël.
In
het boek Judit is het dus Nebukadnezar die “zijn
wrede legeroverste Holofernes opdracht geeft om de stad Bethulië
(Betulia) te veroveren. Tijdens de belegering wordt de watertoevoer
van de Israëlitische stad afgesneden, en overweegt de leider
overgave. Judith, een schone en vrome weduwe, besluit in verzet te
komen. Ze trekt haar mooiste kleren aan en weet bij Holofernes te
komen door de Assyrische wachten te vertellen dat ze hem kan wijzen
hoe de stad te veroveren. Holofernes, betoverd door haar schoonheid,
laat Judith in zijn tent komen, waarop zij zijn hoofd afhakt. Met het
hoofd in een zak keert ze terug naar Bethulië. De Assyriërs
geraken geheel in verwarring door de moord op hun leider en worden
met gemak door de Hebreeuwen verjaagd”.
Kunst
Er
zijn veel bekende schilders en schilderijen van Judith gemaakt,
gelukkig niet allemaal met het onthoofde hoofd van Holofernes. Judit
is ook een dankbaar onderwerp: mooi, rijk, vroom, wijs en
gerespecteerd (zie verder Judith 8 r9-31). r7
Zij was een opvallend mooie vrouw, een elegante verschijning. Haar
man Manasse had haar goud en zilver nagelaten, slaven en slavinnen,
vee en akkers, waarover zij het beheer op zich nam. 8 Niemand had
iets op haar aan te merken, want ze leefde in groot ontzag voor God.
Ik
kies een van mijn favoriete schilderijen van Gustave Klimt, uit
chauvinisme een van Rembrandt van Rijn en Judit door de beroemdste
schilder Sandro Botticelli. Tot slot, alles in omgekeerd
chronologische volgorde, een een serie afbeelding uit een Middeleeuse
verluchte bijbel, omdat het een van mijn van favoriete kunstuitingen
is. Meer Judit's -Titiaans, en Lucas Cranach Judit's zijn ook
prachtig- op Statenvertaling.net/kunstzoekJudith
Kunst
tip2
Judit
door Gustave Klimt (1862 – 1918, Oostenrijk) uit circa 1901, nu
in de Österreichische Galerie Belvedere, Wenen, Oostenrijk.
Link:
Statenvertaling.net
Judit
maakt zich op voor het banket van Holofernes, door Rembrandt
Harmenszn van Rijn (Leiden 1606-1669) uit 1634. Nu in het Museo del
Prado, Madrid, Spanje. Link
Statenvertaling.net
Judit
door Sandro Botticelli (1445-1510) naar Judith 13 Met
het zwaard nog in de hand keert Judith terug naar haar stad Bethulië.
Haar dienstmaagd draagt het hoofd van de vijandige legerleider
Holofernes, dat Judith zojuist van zijn lichaam heeft gescheiden.
Het
thema van de sterke weduwe die haar stad redt was populair onder
Florentijnse schilders en opdrachtgevers. Botticelli schilderde dit
paneel niet voor de Medici-familie, in die dagen zijn belangrijkste
broodheren, maar het belandde uiteindelijk wel in hun collectie.
Circa
1472 nu in de Galleria degli Uffizi, Florence, Italië.
Link
Statenvertaling.net
Afbeeldingen
bij het boek Judit in een historiebijbel uit 1430 door de
Azormeesters. De
Azor meesters waren rond 1430 actief in Utrecht en behoorden tot de
zgn. Bijbelmeesters van de Eerste Generatie. Utrecht was indertijd
een belangrijk centrum voor de vervaardiging van verluchte bijbels.
Ze werkten mee aan een historiebijbel (1430) en aan een getijdenboek
dat tussen 1430 en 1450 werd vervaardigd. Over
de identiteit van de meesters is niets bekend; misschien gaat het om
slechts één persoon en moeten we spreken van meester
Azor. Naamgever Azor was volgens de stamboom in Mattheüs
1 een voorvader van Jezus. De illustraties op deze site komen
allen uit een exemplaar van de Utrechtse historiebijbel. De ruim 500
illustraties in dat boek zijn door diverse kunstenaars verzorgd.
Judith
gispt de ouderlingen en gaat naar de Assyriërs
Judith 10:11
Toen
gingen deze in het dal recht heen en de voorwacht der Assyriërs
kwam haar tegen, en grepen haar, en vraagden haar: Wiens zijt gij? en
vanwaar komt gij? en waar gaat gij heen?
Link
Statenvertaling.net
Judith wordt geprezen door de hogepriester Judith 13:23,
En
Ozias zeide tot haar: Gezegend zijt gij, o dochter, voor de hoogste
God, boven alle vrouwen, die op de aarde zijn.
Link
Statenvertaling.net
Judith toont het hoofd van Holofernes aan de Bethuliërs. Judith 13:19,
En
zij trok Azor
meestershet hoofd van Holofernes uit de zak, en toonde het, en
zeide tot hen: Ziet hier het hoofd van Holofernes, de veldoverste van
het leger der Assyriërs, en ziet hier, en ziet het behangsel
onder hetwelk hij gelegen heeft in zijn dronkenschap, en de Here
heeft hem geslagen door de hand ener vrouw. Link
Statenvertaling.net
Judit
8
Betulia’s
bestuurders door Judit terechtgewezen
of
Portret van Judit (GNB)
1
Dit kwam Judit ter ore. Judit was een dochter van Merari, die een
zoon was van Ox, de zoon van Josef, de zoon van Uzziël, de zoon
van Helkia, de zoon van Ananias, de zoon van Gideon, de zoon van
Rafaïn, de zoon van Akiton, de zoon van Elia, de zoon van
Chilkia, de zoon van Eliab, de zoon van Natanaël, de zoon van
Salamiël, de zoon van Sarasadaï, de zoon van Israël. 2
Haar man Manasse, die uit dezelfde stam en familie afkomstig was,
leefde niet meer. Terwijl hij bij de gersteoogst 3 toezicht hield op
de schovenbinders in de vlakte, was hij getroffen door een
zonnesteek. Hij stierf na een ziekbed in zijn woonplaats Betulia en
werd begraven bij zijn voorouders op het veld tussen Dotan en
Balamon. 4 Sindsdien leefde Judit als weduwe alleen, nu al drie jaar
en vier maanden. 5 Op het dak van haar huis had ze voor zichzelf een
tent gemaakt. Ze ging als weduwe gekleed en droeg een rouwkleed om
haar middel. 6 Sinds
de dood van haar man vastte ze iedere dag, behalve op sabbat en de
dag daarvoor, daags vóór en op nieuwemaan en tijdens de
feest- en hoogtijdagen die door het volk van Israël werden
gevierd. 7 Zij was een opvallend mooie vrouw, een elegante
verschijning. Haar man Manasse had haar goud en zilver nagelaten,
slaven en slavinnen, vee en akkers, waarover zij het beheer op zich
nam. 8 Niemand had iets op haar aan te merken, want ze leefde in
groot ontzag voor God.
9 Toen Judit vernam wat het volk, door watergebrek moedeloos geworden, tegen de stadsbestuurder had durven zeggen, en wat Ozias allemaal had geantwoord en hoe hij hun had gezworen de stad na vijf dagen over te geven aan de Assyriërs, 10 liet ze de stadsoudsten Ozias, Chabris en Karmi roepen door de slavin die de zorg had voor haar bezittingen. 11 Toen zij bij haar waren gekomen, zei ze tegen hen: ‘Bestuurders van Betulia, ik heb u iets te zeggen. Het was niet goed wat u vandaag tegen het volk hebt gezegd en met een eed tegenover God hebt bekrachtigd: dat u de stad overgeeft aan onze vijanden als de Heer ons niet binnen vijf dagen te hulp komt. 12 Wie bent u wel dat u God vandaag zo op de proef hebt durven stellen en u als mensen verheft boven God? 13 U tracht de almachtige Heer te doorgronden, maar nooit zult u iets te weten komen. 14 U kunt niet eens de diepte van een mensenhart peilen of bevatten wat er omgaat in zijn geest. Hoe zou u dan God, de maker van dat alles, doorzien of inzicht hebben in zijn geest en zijn gedachten begrijpen? Nee, broeders, u moet de woede van de Heer, onze God, niet opwekken. 15 Ook als hij weigert ons binnen die vijf dagen te helpen, is hij wel bij machte ons op zijn tijd te hulp te komen óf ons voor de ogen van onze vijanden te vernietigen. 16 Maar het is niet aan u om vooruit te lopen op de besluiten van de Heer, onze God. Want God laat zich niet als een mens onder druk zetten, hij laat zich niet dwingen. 17 Laten we daarom, in de verwachting dat hij ons zal redden, tot hem om hulp roepen. Als het hem behaagt, zal hij ons verhoren.
18 Tot op de dag van vandaag is het bij ons toch niet voorgekomen dat een stam of familie, in welke stad of landstreek ook, zelfgemaakte goden heeft aanbeden, zoals dat in vroeger dagen gebeurde? 19 Om die reden zijn onze voorouders toen prijsgegeven aan dood en plundering en smadelijk ten onder gegaan voor de ogen van onze vijand. 20 Maar wij erkennen geen andere God dan hem. Daarom mogen we verwachten dat hij ons en ons volk niet over het hoofd ziet.
21 Als wij in handen van de vijand vallen, wordt heel Judea in onze val meegesleept. Dan wordt ons heiligdom geplunderd; voor die ontheiliging zal God ons verantwoordelijk houden. 22 Ook zal hij, wanneer wij eenmaal als slaven onder vreemde volken leven, het ons aanrekenen dat onze volksgenoten zijn gedood, dat we in ballingschap zijn weggevoerd en ons land verloren hebben; dan worden we het mikpunt van de spot en hoon van onze meesters. 23 Want op onze slavernij zal dan geen verlossing volgen, maar de Heer, onze God, zal ons aan onze schande overlaten. 24 Daarom, broeders, laten we onze volksgenoten tonen wat we waard zijn, want hun leven hangt van ons af, evenals het lot van de heilige stad, de tempel en het altaar. 25 Maar laten wij bovenal de Heer, onze God, danken, die ons op de proef stelt zoals hij dat met onze voorouders heeft gedaan. 26 Bedenk toch hoe hij heeft gehandeld met Abraham en hoe hij Isaak op de proef heeft gesteld, en wat Jakob overkwam in Syrisch Mesopotamië toen hij de schapen van zijn oom Laban weidde. 27 Want zoals hij hen als in vuur louterde om hun hart te doorgronden, zo is het hem er ook nu niet om begonnen ons te straffen: de Heer slaat zijn dienaren om hen aan te sporen.’
28 Daarop zei Ozias tegen haar: ‘Alles wat u hebt gezegd getuigt van een zuiver hart, en niemand zal het tegenspreken. 29 Het is niet voor het eerst dat u blijk geeft van uw wijsheid; al sinds uw vroegste jeugd staat u bekend om uw inzicht, en alles wat u uitdenkt is goed. 30 Maar het volk lijdt zo’n hevige dorst dat het ons een belofte heeft afgedwongen, een eed die wij niet kunnen breken. 31 Daarom, u als vrome vrouw, bid voor ons, dat de Heer regen zendt om onze putten te vullen, zodat we in leven blijven.’ 32 Judit antwoordde: ‘Luister. Ik ga iets doen dat tot in lengte van dagen in de herinnering van ons volk zal blijven voortleven. 33 U moet vannacht bij de poort staan, dan zal ik met mijn slavin de stad uitgaan. Voor de dagen zijn verstreken dat u volgens uw belofte de stad aan onze vijanden zult overgeven, zal de Heer zich door mijn toedoen over Israël ontfermen. 34 Vraag niet verder wát ik ga doen, want ik zal het u pas zeggen wanneer ik het uitgevoerd heb.’ 35 Toen zeiden Ozias en de andere stadsbestuurders tegen haar: ‘Ga in vrede. Moge de Heer, onze God, voor u uit gaan om zich te wreken op onze vijanden.’ 36 Daarna verlieten ze de tent en keerden terug naar hun post. Nieuwe Bijbelvertaling. Link naar de tekst NBV
9 Toen Judit vernam wat het volk, door watergebrek moedeloos geworden, tegen de stadsbestuurder had durven zeggen, en wat Ozias allemaal had geantwoord en hoe hij hun had gezworen de stad na vijf dagen over te geven aan de Assyriërs, 10 liet ze de stadsoudsten Ozias, Chabris en Karmi roepen door de slavin die de zorg had voor haar bezittingen. 11 Toen zij bij haar waren gekomen, zei ze tegen hen: ‘Bestuurders van Betulia, ik heb u iets te zeggen. Het was niet goed wat u vandaag tegen het volk hebt gezegd en met een eed tegenover God hebt bekrachtigd: dat u de stad overgeeft aan onze vijanden als de Heer ons niet binnen vijf dagen te hulp komt. 12 Wie bent u wel dat u God vandaag zo op de proef hebt durven stellen en u als mensen verheft boven God? 13 U tracht de almachtige Heer te doorgronden, maar nooit zult u iets te weten komen. 14 U kunt niet eens de diepte van een mensenhart peilen of bevatten wat er omgaat in zijn geest. Hoe zou u dan God, de maker van dat alles, doorzien of inzicht hebben in zijn geest en zijn gedachten begrijpen? Nee, broeders, u moet de woede van de Heer, onze God, niet opwekken. 15 Ook als hij weigert ons binnen die vijf dagen te helpen, is hij wel bij machte ons op zijn tijd te hulp te komen óf ons voor de ogen van onze vijanden te vernietigen. 16 Maar het is niet aan u om vooruit te lopen op de besluiten van de Heer, onze God. Want God laat zich niet als een mens onder druk zetten, hij laat zich niet dwingen. 17 Laten we daarom, in de verwachting dat hij ons zal redden, tot hem om hulp roepen. Als het hem behaagt, zal hij ons verhoren.
18 Tot op de dag van vandaag is het bij ons toch niet voorgekomen dat een stam of familie, in welke stad of landstreek ook, zelfgemaakte goden heeft aanbeden, zoals dat in vroeger dagen gebeurde? 19 Om die reden zijn onze voorouders toen prijsgegeven aan dood en plundering en smadelijk ten onder gegaan voor de ogen van onze vijand. 20 Maar wij erkennen geen andere God dan hem. Daarom mogen we verwachten dat hij ons en ons volk niet over het hoofd ziet.
21 Als wij in handen van de vijand vallen, wordt heel Judea in onze val meegesleept. Dan wordt ons heiligdom geplunderd; voor die ontheiliging zal God ons verantwoordelijk houden. 22 Ook zal hij, wanneer wij eenmaal als slaven onder vreemde volken leven, het ons aanrekenen dat onze volksgenoten zijn gedood, dat we in ballingschap zijn weggevoerd en ons land verloren hebben; dan worden we het mikpunt van de spot en hoon van onze meesters. 23 Want op onze slavernij zal dan geen verlossing volgen, maar de Heer, onze God, zal ons aan onze schande overlaten. 24 Daarom, broeders, laten we onze volksgenoten tonen wat we waard zijn, want hun leven hangt van ons af, evenals het lot van de heilige stad, de tempel en het altaar. 25 Maar laten wij bovenal de Heer, onze God, danken, die ons op de proef stelt zoals hij dat met onze voorouders heeft gedaan. 26 Bedenk toch hoe hij heeft gehandeld met Abraham en hoe hij Isaak op de proef heeft gesteld, en wat Jakob overkwam in Syrisch Mesopotamië toen hij de schapen van zijn oom Laban weidde. 27 Want zoals hij hen als in vuur louterde om hun hart te doorgronden, zo is het hem er ook nu niet om begonnen ons te straffen: de Heer slaat zijn dienaren om hen aan te sporen.’
28 Daarop zei Ozias tegen haar: ‘Alles wat u hebt gezegd getuigt van een zuiver hart, en niemand zal het tegenspreken. 29 Het is niet voor het eerst dat u blijk geeft van uw wijsheid; al sinds uw vroegste jeugd staat u bekend om uw inzicht, en alles wat u uitdenkt is goed. 30 Maar het volk lijdt zo’n hevige dorst dat het ons een belofte heeft afgedwongen, een eed die wij niet kunnen breken. 31 Daarom, u als vrome vrouw, bid voor ons, dat de Heer regen zendt om onze putten te vullen, zodat we in leven blijven.’ 32 Judit antwoordde: ‘Luister. Ik ga iets doen dat tot in lengte van dagen in de herinnering van ons volk zal blijven voortleven. 33 U moet vannacht bij de poort staan, dan zal ik met mijn slavin de stad uitgaan. Voor de dagen zijn verstreken dat u volgens uw belofte de stad aan onze vijanden zult overgeven, zal de Heer zich door mijn toedoen over Israël ontfermen. 34 Vraag niet verder wát ik ga doen, want ik zal het u pas zeggen wanneer ik het uitgevoerd heb.’ 35 Toen zeiden Ozias en de andere stadsbestuurders tegen haar: ‘Ga in vrede. Moge de Heer, onze God, voor u uit gaan om zich te wreken op onze vijanden.’ 36 Daarna verlieten ze de tent en keerden terug naar hun post. Nieuwe Bijbelvertaling. Link naar de tekst NBV
Liever
luisteren?
Gerrit Aantjes uit
Lopik op voorleesbijbel
Of ga naar downloadbijbel
Judith is het 2e deutero canonieke boek.
Liever
live?
Preek
van niet te achterhalen dominee op 21okt12 over Judith 8:1-36 en
Marcus 10:32-45 “Om
welke houding gaat het dan bij ‘beproeving’? In de eerste
plaats: niet de normale reacties: 1. niet kwaad en verontwaardigd
reageren; niet haatzaaien of geweld plegen! 2. niet wanhopig worden;
geen godverlatenheid, maar God is nabij! 3. maar wel: het dieptepunt
als een uitdaging zien, als een kans om sterker te worden. Daarom
wijst Judith op de aartsvaders: Abraham, Izaak en Jacob. Zij werden
er sterker van; Jacob vocht zelfs door totdat zijn tegenstander hem
zou zegenen. 4. in plaats van te berusten in het lijden, alsof het
een straf van God zou zijn, word je juist weerbaar. Want de bedoeling
is dat je je tegen het kwaad verzet. En je kan in een beproeving
altijd tot God bidden, dat Hij je kracht geeft om er doorheen te
komen. Je kan God zelfs dankbaar zijn, omdat Hij je niet afwijst en
negeert, maar dat Hij juist heel dichtbij is en je gebed wil horen.
Zo versta ik de zin die Judith zegt: “Laten we de Heer onze God
danken, dat Hij ons op de proef stelt, zoals Hij met onze voorvaderen
heeft gedaan.”
Op
You Tube:
Een stomme film uit 1913, van de Biograph Company. JUDITH
OF BETHULIA 1913 – (gedeeltelijk restauratie) Misschien wel de
1e feature film gemaakt in de USA en de 1e feature film opgenomen in
de San Fernando Valley, Chatsworth Park, Chatsworth, California USA.
Met Blanche Sweet als Judit en Henry B. Walthall als Holofernes.
Geproduceed en geregisseerd door D.W. Griffith (47m) Link
youtube
GEBED
Vast
onderdeel van de afsluiting van een kerkdienst is een gebed en het
(gezamenlijk) uitspreken van het 'Onze
Vader' Het gebed dat Jezus heeft geleerd in Mattheus 6:9-13. Deze
keer kies ik voor het gebed,
meer een pleidooi, van Judit in haar boek dat volgt na haar portret
in boekrol 8.
9:1
Judit boog zich neer, wierp stof over haar hoofd en ontkleedde zich
tot op het rouwkleed dat ze droeg. En op hetzelfde moment dat in
Jeruzalem in het huis van God het reukoffer van die avond werd
opgedragen, begon Judit met luide stem de Heer aan te roepen
Judith
9
Gebed
van Judit, Dikgedrukt is benadrukt door de blogger
2
‘Heer, God van mijn stamvader Simeon.
Hem hebt u een zwaard in de hand gegeven om de vreemdelingen te
straffen die de schoot van een maagd hadden geopend om haar te
bezoedelen, haar dijen ontbloot om haar te onteren, haar schoot tot
haar schande geschonden. Want ofschoon u gezegd had dat iets
dergelijks niet mag, deden zij het toch. 3 Daarom hebt u hun leiders
prijsgegeven aan de dood, en het bed dat zich schaamde voor hun
verleiding maar nu zelf werd misleid, met bloed laten besmeuren.
Zowel de dienaren als hun vorsten hebt u verslagen, zowel de vorsten
als hun heerschappij. 4 Hun vrouwen hebt u laten buitmaken, hun
dochters gevangen laten nemen, hun eigendommen laten verdelen onder
uw geliefde kinderen, die met grote toewijding aan u en vol afkeer
van de ontering van hun familie tot u om hulp riepen.
God,
mijn God, luister ook naar mij, een weduwe. 5 U bent het immers die
al die dingen hebt teweeggebracht, met wat eraan voorafging en wat
eruit voortkwam. Wat
nu gebeurt en wat nog staat te gebeuren is allemaal door u bedacht.
Wat u voor de geest staat, wordt werkelijkheid 6 en de dingen waartoe
u besluit, dienen zich aan met de woorden: “Hier zijn we.”
Want al uw wegen zijn gebaand en wat u beslist, hebt u al voorzien.
7 De Assyriërs hier hebben een geweldige legermacht; ze zijn trots op hun paarden en ruiters, gaan prat op de kracht van hun voetvolk, vertrouwen op hun schilden en lansen, hun bogen en slingers.
7 De Assyriërs hier hebben een geweldige legermacht; ze zijn trots op hun paarden en ruiters, gaan prat op de kracht van hun voetvolk, vertrouwen op hun schilden en lansen, hun bogen en slingers.
Ze weten niet dat u de
Heer bent die wapentuig in stukken breekt – 8
uw naam is Heer! Breek dan hun sterkte met uw kracht en
verbrijzel hun macht in uw woede.
Want zij willen uw heiligdom ontwijden, de woonplaats van uw
roemrijke naam ontheiligen en de horen van uw altaar met geweld
afhouwen. 9 Zie hun hoogmoed en stort uw woede over hen
uit. Geef mij, weduwe, een
vaste hand om uit te voeren wat ik heb bedacht. 10 Versla door mijn
misleidende woorden de dienaar met zijn heer, de heer met zijn
gevolg. Vernietig hun hoge aanzien door toedoen van een
vrouw. 11 Want niet de macht
van het getal bepaalt uw kracht, niet op geweldenaars steunt uw
heerschappij. U bent juist de God van de vernederden, de
helper van onaanzienlijken, de steun van zwakken, de beschermer van
moedelozen, de redder van wanhopigen. 12 God van mijn stamvader, God
van uw Israël, Heer van hemel en aarde, schepper van de wateren,
koning van heel uw schepping – hoor toch mijn gebed 13
en geef dat mijn misleidende woorden hén verwonden en striemen
die gruwelijke dingen in de zin hebben tegen uw verbond en uw gewijde
tempel, tegen de Sion en het huis dat uw kinderen toebehoort. 14
Breng heel uw volk, ja alle volken, tot de erkenning dat u God bent,
de God van alle kracht en macht, en dat alleen u het volk van Israël
beschermt.’
Bron:
voorleesbijbel,
daar ook te beluisteren voorgelezen door Gerrit Aantjes.
VOLGENDE
WEEK
Zondag
26 januari 2014, 2 van de Epifanie
Jesaja
49:1-7
Psalm
139:1-12
(1
Korintiers 1:1-9)
Mattheus
4:12-22
Dat
las ik op 23januari11
met uitzondering van de brief aan de Korintiërs. Ik lees over
een Bijbelse vrouw met een Deuterocanoniek boek: Esther.
Contact:
Reacties en opmerkingen graag naar
watlezenwedezeweek
@ yahoo.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten